Ännchen von Tharau

Anke van Tharaw (Nederduits) of Ännchen von Tharau (Hoogduits) is een Duits lied. De oudste versie van het lied is geschreven in het dialect dat gesproken werd in het Samland en is voor het eerst gedrukt in 1642 in een liederenbundel van de Königsbergse componist Heinrich Albert. De vermoedelijke dichter is Simon Dach.
Johann Gottfried von Herder publiceerde in 1778 een Hoogduitse vertaling. Friedrich Silcher schreef in 1827 nieuwe muziek voor de versie van Herder. In deze vorm is het lied in Duitsland nog altijd populair; vele koren hebben het op hun repertoire staan.
Achtergrond
[bewerken | brontekst bewerken]Het lied werd vermoedelijk in 1636 geschreven als bruiloftsgedicht ter gelegenheid van het huwelijk van Anna Neander, die uit Tharau in Oost-Pruisen (na 1945 Vladimirovo in de oblast Kaliningrad) kwam, met de lutherse predikant Johannes Portatius (die ook wel Johannes Partatius werd genoemd). Er is geen handschrift overgeleverd. Toen het voor het eerst in druk verscheen in Alberts liederenbundel Arien, Band 5, was het een van de weinige liederen waar de naam van de maker niet bij stond. Alberts melodie was gebaseerd op die van een ouder lied, Ännerlein von Torgen, gepubliceerd in 1590 en van de hand van een onbekende componist.
Simon Dach werd voor het eerst als maker genoemd in een tekst uit 1723.[1] Sindsdien gold hij onbetwist als de maker van het lied. Pas in 1924 trok de literatuurwetenschapper Walther Ziesemer (1882-1951) het auteurschap van Dach in twijfel. Hij meende dat Heinrich Albert het lied zelf geschreven moest hebben.
In 1967 publiceerde Ivar Ljungerud een uitgebreid essay over het auteurschap van Ännchen von Tharau. Hij kwam tot de conclusie dat Dach toch de meest waarschijnlijke auteur is. Sindsdien gaan de meeste deskundigen weer uit van het auteurschap van Dach.[2]
Volgens de legende werd de opdracht voor het lied verstrekt door Johann von Klingsporn, een rijke vriend van Dach, die later, in 1652, de inmiddels weduwe geworden Anna nog een huwelijksaanzoek deed. Er zijn echter geen bronnen voor dit verhaal uit Dachs tijd of kort daarna. Een andere legende wil dat Dach zelf verliefd was op Anna Neander.[3] Deze bewering is helemaal niet te verifiëren.
Het is niet bekend waarom Simon Dach, die doorgaans in het Hoogduits schreef, zich in dit lied van het Nederduits bediende.
Het lied geeft de gedachten van de bruidegom over zijn huwelijk weer.
De tekst
[bewerken | brontekst bewerken]Samlands dialect | Herders vertaling | Nederlands |
---|---|---|
Anke van Tharaw öß, de my geföllt, |
Ännchen von Tharau ist’s, die mir gefällt, |
Anke van Tharau is het die mij bevalt, |
De historische Ännchen
[bewerken | brontekst bewerken]
Anna Neander (Tharau, 1615 – Insterburg (sinds 1946 Tsjernjachovsk), 28 september 1689) was de dochter van dominee Martin Neander in Tharau. In 1629 werd ze wees. Ze groeide op in het gezin van haar oom Caspar Stolzenberg.
Anna trouwde in december 1636 met de predikant Johannes Portatius. Portatius’ standplaats was eerst Trempen (het huidige Novostrojevo) en vanaf 1641 Laukischken (het huidige Saranskoje). Hij stierf in 1646; naar het gebruik van die tijd hertrouwde Anna met zijn opvolger, dominee Christoph Grube. Deze overleed in 1652. Anna sloeg een huwelijksaanzoek van de weduwnaar Johann von Klingsporn af en hertrouwde met de opvolger van Grube, dominee Johann Albrecht Beilstein.
Nadat ze voor de derde maal weduwe was geworden, trok ze in 1676 in bij haar oudste zoon Friedrich Portatius in Insterburg. Ook Friedrich was predikant. In 1689 stierf ze. In een park in Insterburg staat nog steeds een gedenksteen met de inscriptie ‘Ännchen v. Tharau zum Gedenken’.
Anna kreeg elf kinderen, maar acht daarvan stierven jong.
Er zijn drie Duitse films gewijd aan het leven van Ännchen von Tharau; bovendien publiceerde de Oostenrijkse componist Heinrich Strecker in 1933 een operette over haar. Dat stuk heeft weinig meer van doen met de echte geschiedenis en eindigt met een huwelijk tussen Ännchen en Simon Dach.
Het beeldje van Ännchen in Klaipėda
[bewerken | brontekst bewerken]
In 1912 werd in Dachs geboorteplaats Memel (na 1945 Klaipėda in Litouwen) een fontein onthuld, bestaande uit een zuil, waaruit het water kwam, met tegen de zuil een plaquette met het portret van Simon Dach en boven op de zuil een beeldje van Ännchen von Tharau van de hand van Arnold Künne (1866-1942). Gerda Schiweck, een meisje uit Sandkrug, na 1945 Smiltynė, stond daarvoor model. De fontein bevond zich op de markt voor het theater van de stad.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween het beeldje spoorloos, maar in 1988 werd een inzameling gehouden onder Litouwers en Duitsers die historische banden met Memel hadden. Aan de hand van oude foto’s en een gipsmodel reconstrueerde de beeldhouwer Harald Haacke (1924-2004) het beeldje. In november 1989 werd de fontein met het nieuwe beeldje onthuld. Het staat op de plaats waar het vroeger ook stond.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Ivar Ljungerud, Ehren-Rettung M. Simonis Dachii, in: Euphorion 61 (1967), blz. 36-83.
- Antanas Stanevičius, Rätselraten um Ännchen von Tharau, Rytas, Klaipėda, 1992.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Ljungerud, blz. 46. De tekst is van de hand van dominee Anton Pfeiffer van Tharau, die getrouwd was met de weduwe van Anna's zoon Friedrich.
- ↑ Bijvoorbeeld ook Alfred Kelletat in zijn nawoord bij Simon Dach und der Königsberger Dichterkreis (Reclam, Stuttgart, 1986), blz. 383-386.
- ↑ Ook bij Stanevičius wordt dit nog als feit gepresenteerd (blz. 6).
- ↑ In het wapen van de familie Portatius stond een palmboom (Ljungerud, blz. 51).
- ↑ Omwille van het rijm door Herder verkeerd vertaald.